Quantcast
Channel: Taaldacht
Viewing all articles
Browse latest Browse all 374

Lummelen bij de haard

$
0
0

assevijster

Van de vele volksverhalen die de Noren rijk zijn gaan enkele van de bekendsten over een jonge knul genaamd Askeladden – av det han støtt satt og grov og raket i asken ‘omdat hij almaar zat te wroeten en rakelen in de as’. Er wordt van hem maar weinig verwacht, in tegenstelling tot zijn oudere broers Per en Pål, die beide op hun eigen wijze zeer bekwaam zijn. Maar als het erop aankomt blijkt juist hij de vernuftigste en moedigste te zijn en weet hij onder meer trollen te verslaan en de hand van de koningsdochter te winnen. Ook de Denen en Zweden kennen hem vanouds en verhalen zoals de zijne waren tevens bekend in de rest van de Germaanse wereld en daarbuiten.

Zo op het eerste gezicht is Askeladden goed voer voor zielkundigen. In hem herkennen wij immers gemakkelijk het oerbeeld van de schijnbaar eenvoudige ziel die uiteindelijk tot grootste daden in staat blijkt te zijn. De welbekende Engelse schrijver J.R.R. Tolkien ontwaarde datzelfde beeld in meerdere van zijn lotgenoten tijdens de Eerste Wereldoorlog en liet het belichamen door het hobbit-volk in The Lord of the Rings. Aan de andere kant –zeker in sommige vertellingen van zijn verhalen– vervult Askeladden enigszins de oude rol van de listenaar of trickster, een sluwe en twijfelachtige figuur die in volksverhalen van over de hele wereld voorkomt. Om het bij Scandinavië te houden: in de Oudnoordse mythologie is het bij uitstek de stokende en misleidende Loki die het weerspiegelt. De naam Loki is dan ook wellicht verwant aan Nederlands lokken.

Nu is -en de Noorse tegenhanger van ons de (bepaald lidwoord) en is aske uiteraard hetzelfde als ons as, terwijl ladd slaat op een dikke sok of een slof van wol of vilt en bij uitbreiding op een kleine stakker. Afgeleid hiervan is het werkwoord ladde ‘sloffen, sjokken’. Askeladden betekent dus letterlijk ‘de as-sok’ en losser ‘de as-jongen’. Vergelijk hoe in het Nederlands –in sommige streken althans– een trage, luie, dromerige ziel ook wel een sok wordt genoemd, hoewel dat mogelijk niet hetzelfde woord is als sok ‘voetbekleding’ en eerder verwant aan sukkelen (vroeger ook sokkelen) en Noors sokka ‘slepend voortgaan’. Niettemin zullen we geneigd zijn om Askeladden een held op sokken te noemen, of met een oudere uitdrukking een held bij de haard. Maar deze slaan op mensen die stoer doen en uiteindelijk niets durven, terwijl deze jongen juist het omgekeerde doet.

Doch alle sokken en sloffen ten spijt, Askeladden is eigenlijk een jongere, gekuiste vorm van de naam. Deze was gekozen door Peter Christian Asbjørnsen en Jørgen Moe –de Noorse tegenhangers van de gebroeders Grimm– ter vervanging van het oudere Askefis. Immers, fis was in hun tijd en is nog steeds een woord voor ‘scheet’ (verwant aan Nederlands veest ‘scheet’). Betekent het dan dat deze jongen moedwillig ‘as-scheet’ werd genoemd? Nee, want het werkwoord waarvan het afgeleid is, fise, betekende oorspronkelijk ‘blazen’, en Askefis dus eigenlijk ‘asblazer’.

Het toezien op de haard, met het nodige blazen op de as, was ooit het geringste werk in het huishouden, weggelegd voor mensen die anders weinig konden of wilden doen. Omgekeerd kon iemand van gering aanzien en/of uitzonderlijke luiheid ook uitgescholden worden voor ‘asblazer’. Dat dit beeld al enige tijd bestond bewijst onder meer de Oudijslandse overlevering, zij het in andere woorden. Zo was eldsætr ‘vuur-gezeten’ een vaste omschrijving voor jongens die altijd voor de haard zaten te lummelen, en zo was de legendarische krijger Starkaðr bijvoorbeeld ooit een hímaldi ok kolbítr ‘dromer en koolbijter’ die lá í fleti við eld ‘thuis bij het vuur lag’. Maar hij was uiteindelijk net als Askeladden –of dus Askefis– met vele moedige daden een held.

Askefis heeft als benaming ook zijn evenknie in de Lage Landen, want het inmiddels verouderde, zo niet vergeten assevijster is een (mannelijk) woord voor iemand die altijd binnen bij de haard zit. En net als in het Hoge Noorden was hier enige verwarring, want ook vijsten was gaandeweg in betekenis van ‘blazen’ naar ‘scheten’ verschoven. Assevijster werd ook wel gebruikt als een spotnaam voor iemand die met eenvoudig en/of vuil werk belast was.

Hiernaast bestond, in dezelfde betekenissen, het inmiddels veel bekendere assepoester. Het is afgeleid van poesten, een oud woord dat ‘blazen’ betekent en verwant is aan puist ‘etterig blaasje’. De naam heeft dus niets te maken met poetsen ‘wrijvend schoonmaken’. Assepoester werd destijds gebruikt ter vertaling van de Franse naam Cendrillon, zelf van cendre ‘as’. In het Engels werd hiervoor een nieuwe naam bedacht: Cinderella, van cinder ‘sinter, sintel’, oftewel een geheel of half uitgebrand stuk steenkool. En net als in de Lage Landen werd in Duitsland een bestaand woord gebruikt: Aschenbrödel, dat oorspronkelijk naar een as-besmeerde keukenjongen verwees.

In het Karlmeinet, een veertiende eeuwse Nederrijnse dichtbundel, kunnen we lezen hoe de welbezongen Karel de Grote in zijn jeugd in der eschen lach ‘in de as lag’, hetgeen doet denken aan Oudnoordse uitdrukkingen als sitja i asku ‘in as zitten’, naast voornoemde eldsætr en kolbítr. En hoewel Béowulf, de later zo dappere edelman in het gelijknamige vroegmiddeleeuwse Oudengelse heldendicht, niet nadrukkelijk een asblazer of zulks wordt genoemd, werd hij in zijn jeugd wel als sloom en van weinig waarde gezien door het hof.

Zeer belangwekkend in dezen is ten slotte Fitilo, de reisgezel en strijdmakker van de legendarische Germaanse drakendoder Sigimund. Zijn naam beantwoordt aan Langobardisch fetila, een woord dat ‘witgesokt’ (van paarden) betekende. Samengesteld –maar alsnog met dezelfde betekenis– waren daarnaast Oudsaksisch fitilfót, Oudengels fitelfót en Oudhoogduits fizzilfêh. In de Oudengelse overlevering heet hij Fitela, maar in de Oudnoordse overlevering Sinfjǫtli. Dat aangevoegde sin- is op het eerste gezicht wat raadselachtig, maar als geheel lijkt de naam op elders overgeleverde namen: Bourgondisch Sindrafitils en Oudhoogduits Sintarfizzilo. En daarin is het eerste lid ongetwijfeld hetzelfde woord als sinter, oftewel een geheel of half uitgebrand stuk steenkool.

Het lijkt er dan op dat Fitilo zo heette omdat ook hij als jongen maar wat lummelde bij de haard, en zijn voeten zo onder de as zaten dat hij er ‘witte sokken’ van kreeg. Men denke aan de Groninger uitdrukking hai zit mit tonen in aaske, letterlijk ‘hij zit met de tenen in de as’, figuurlijk ‘hij is in verlegenheid’. Menig assevijster zal zich klein gevoeld hebben. Fitilo, van wie de verhalen waarschijnlijk al in de vijfde eeuw na Christus in Noord-Duitsland bestonden, is daarmee het vroegste voorbeeld van een assevijster in de Germaanse wereld.

En de ‘witte sokken’ van Fitilo leiden ook tot een beter begrip van de naam Askeladden ‘de as-sok’. Wat dat betreft was het een gulden greep van Asbjørnsen en Moe.

Beeld
“Askeladden” door Theodor Kittelsen (1900).


Viewing all articles
Browse latest Browse all 374