Quantcast
Channel: Taaldacht
Viewing all articles
Browse latest Browse all 378

Dorestad

$
0
0

Na een lange reeks slagen en de kwaaldood van hun koning Redbad in 719 delven de Friezen dan eindelijk het onderspit tegen de machtige Franken. Die krijgen daarmee voorgoed die belangrijke handelshaven weer in hun greep: Dorestad, gelegen op de waard waar Rijn en Lek uiteengaan. Heinde en ver is deze plek dan reeds geruime tijd bekend als verbinding tussen twee werelden. Er wordt vaak gesteld dat Dorestad eigenlijk een Keltische naam is of minstens ten dele, als een Gallo-Romaans overblijfsel, maar of dat werkelijk zo is…

Een kleine geschiedenis
Dorestad ontstaat ergens in de zesde eeuw na Chr. als oeverhandel in een niemandsland waar voordien ooit de oude grens van het Romeinse Rijk liep. In het noorden waren Saksen, in het westen Friezen en in het zuiden Franken. Het is evenwel aannemelijk dat de bewoners hier voornamelijk (als) Franken waren. Die hadden zich immers in voorgaande eeuwen van over de Rijn verspreid over het geromaniseerde zuiden. Het waren dan ook Frankse heersers die als eerste belangstelling voor Dorestad hadden, nog voordat Friese krijgsheren vanuit de kustlanden kwamen azen.

In 834 wordt de handelsplek voor de eerste keer aangevallen door een schare Denen en gedeeltelijk verwoest. Hun leider Rorik had dit ondernomen op verzoek van de Frankse vorst Lothar, die in opstand was gekomen tegen zijn vader en koning Lodewijk de Vrome en hem naar de kroon stak. Zeven jaar later sterft Lodewijk en geeft Lothar als vergoeding voor hun diensten enkele Friese gebieden en ook Dorestad in leen aan Rorik en zijn broer Harald.

fibula.jpg
De mooiste vondst te Dorestad is deze gulden mantelspeld uit omtrent 800, ingelegd met glas, almandijn en parels (bron: Rijksmuseum voor Oudheden)

Niet veel later wordt Rorik door Lothar beschuldigd van verraad en gevangen genomen. Hij weet te vluchten en begint weer aanvallen uit te voeren. Hij verovert ook Dorestad in 850 en dwingt Lothar tot herstel van de beleningen, op voorwaarde dat de Deen het allemaal beschermt tegen andere Denen en Noormannen. Dit lukt niet altijd, en in 863 bijvoorbeeld wordt Dorestad wederom geplunderd. Enkele jaren daarop wordt hij zelf door opstandige Friezen verdreven. De handelshaven is dan al enige tijd in verval, onder meer door wateroverlast, en wordt tegen het einde van de negende eeuw verlaten.

Een moeilijke naam
De vormen die we van deze oordnaam kennen zijn onder meer Dorestate, Dorestati (op munten) in de zevende en achtste eeuw, Duristate en Dorestad in de achtste eeuw, Dorestadum in de negende en uiteindelijk Dorsteti in de tiende, met daarbij nunc autem UUik nominata ‘nu echter Wijk geheten’. Deze wijk ligt verderop van de oorspronkelijke nederzetting en wordt later onder meer Wiic bi Duersteden genoemd en thans Wijk bij Duurstede. Anders dan de naam doet vermoeden zij hier geen sprake van het woord stad/stede ‘plek’. Dat raakte in de Germaanse wereld pas veel later in trek ter aanduiding van oorden.

Voor de naam is veelal aan een Keltische herkomst gedacht. In hoeverre er Keltisch werd gesproken in deze streken voor de Romeinen kwamen is onduidelijk, maar het Rijk kwam hier vanuit het geromaniseerde Gallië. Aldus gaven de Romeinen ook Gallische namen aan nieuwe nederzettingen, zoals Noviomagus ‘nieuwe markt’, de voorloper van Nijmegen. Daar gevestigd waren de Germaanse Batavī (een verlatijnsing van *Batawōz, vanwaar de streeknaam Betuwe), een stam in dienst van de Romeinen.

Nu was hun eerdere vesting een met de naam Batavodurum. Daarin is durum een algemeen Gallisch woord voor ‘deur, poort’, en vandaar vermoedelijk ‘hof, markt, burcht’. Ook overgeleverd is een laat-Gallische vorm doro ter vertaling van Vulgair Latijn osteo ‘deur’ dan wel ‘riviermonding’. Met dat in het hoofd is het dus goed denkbaar dat Gallisch durum in een van de genoemde betekenissen ook in Dorestad voortleeft.

Het tweede lid kan dan een voortzetting zijn van Germaans *staþa- ‘oever’ en/of een nevenvorm *staþja-, zoals bekend van onder meer Oudengels stæþ ‘oever’, Oudhoogduits stad, stedi ‘oever’ en Middelnederlands stade. Zulks is dan ook voorgesteld door de Brabantse taalkundige Lauran Toorians. De spelling met t in Dorestate e.d. is geen groot bezwaar, want zulks werd in Latijnse geschriften wel vaker gebruikt ter weergave van een Germaanse , die later in ons taalgebied dus tot een d werd.

Tevens mogelijk is dat de oordnaam niet een samenstelling is, maar een afleiding van een Gallisch *dworestu- met het bekende achtervoegsel *-at- waarmee inwoners werden aangeduid. Denk bijvoorbeeld aan de stamnaam Atrebates. De klankreeks *dwo- was dan al vroeg vereenvoudigd tot *do-. Een bezwaar is alleen dat het bestaan van Gallisch *dworestu- onwis is en wordt verondersteld op grond van een evenknie in een andere Keltische taal: Oudiers dorus, dat overigens niet meer dan ‘deur, poort’ betekende.

Germaanse herkomst
Denkbaar als het bovenstaande is, er is meer dan genoeg reden om eraan te twijfelen. Ten eerste is er een tijdsspanne van een paar eeuwen tussen enerzijds het vertrek van het Rijk en de daaropvolgende de(gallo)romanisatie en anderzijds het ontstaan van de handelshaven Dorestad. Het is zeer de vraag of er toen lang genoeg Gallisch of Gallo-Romaans in de buurt werd gesproken of anders dat een vorm van het woord durum was overgenomen door het Germaans ter plekke.

Ten tweede zijn er goede mogelijkheden van volledige herkomst binnen het Germaans. Zoals onder meer de Duitse naamkundige Jürgen Udolph heeft aangewezen, met het oog op oude vormen als Dorsteti, vinden we in Nedersaksen—dus ver van Gallië en het Rijk—twee oorden die in de Middeleeuwen allebei Dorstedi heetten. Dat zijn heden Dorste in Landkreis Göttingen, even ten westen van de Harz, en Dorstadt in Landkreis Wolfenbüttel, even ten noorden van de Harz.

Udolph stelt vervolgens voor dat het eerste lid van alledrie de namen een verwant is van gewestelijk Noors døysa ‘ophopen’ en dussa ‘ongeordende hoop’. (Met dor- klankwettig uit ouder *duz-.) We hebben dan uit te gaan van een stapelplaats op de oever. Maar hoewel dat past bij Dorestad is het voor de beide oorden in Nedersaksen wat minder aannemelijk, omdat ze op minder belangrijke plekken lijken te liggen.

Wat die wel gemeen hebben is ligging bij de voeging van stromen: in het eerste geval de Werna bij de Oker, in het andere geval de Dorster Mühlerbach bij de Söse. Nu lag Dorestad juist bij een splitsing, maar dat is niettemin vergelijkbaar. Te overwegen dan is dat dor- hetzelfde woord is als deur en Middelnederlands door ‘poort’, maar dan in een oudere betekenis, want voor de onderliggende wortel heeft de taalkundige Martin Schwartz enkele jaren geleden de grondbetekenis ‘uiteengaan’ voorgesteld, en is ‘samengaan’ tegelijkertijd ook mogelijk (zie noot 1).

Een andere mogelijkheid dient zich aan door vergelijking met Eider, de naam van een stroom in Sleeswijk-Holstein. De oudere vorm was Oudsaksisch Ēgidora, met een kennelijke betekenis als ‘zeepoort’. Dezelfde waterloop heette in het Oudnoords Ægisdyrr, een vrij doorzichtige—en daardoor wellicht ook wat verdachte—samenstelling van (de tweede naamval van) ægir ‘zee’ en dyrr ‘deur’. Deze stroom wordt dan ook gekenmerkt door een brede zeemonding. Bovendien werd dezelfde stroom in het Oudengels Fífeldor genoemd, met fífel als evenknie van Gronings Fivel, de naam van een stroom die in een zeeboezem uitmondde.

Dichter bij huis vinden we IJdoorn, een polder voor de monding van het IJ bij Amsterdam. De oudere vorm Ydoren sloeg op een dorp dat er ooit lag en kan een verbogen vorm zijn van *Ydore. Daarop wijst ook de afleiding Ydoringen*, de naam van de bewoners zoals bewaard in Ydoringherdam, thans Durgerdam. Het is echter ook mogelijk om in IJdoorn/Ydoren het woord doorn ‘uitsteeksel’ te herkennen, aangezien het gaat om een stuk land dat uitsteekt van de rest van de kust.

Tot slot
Germaanse herkomst is dus evengoed mogelijk, al is het moeilijk te zeggen wat nu net de betekenis was. Er is ook een verklaring nodig voor hoe de o van Dorestad e.d. veranderde in de uu van Duurstede. Met de aanname van Keltische herkomst heeft Toorians gesteld dat dor- in het Romaans gerekt werd tot dōr- met een gesloten lange [o] (en met een klinkerlengte die vroeger in de spelling doorgaans niet werd aangegeven) en dat dit uiteindelijk tot duur- werd, net zoals Latijn hōra in onze taal als uur eindigde. Het is echter maar de vraag of die eerste rekking wel zo zou geschieden. (En hoe verklaart hij de -i- in Duristate?)

Met de aanname van Germaanse herkomst is het mogelijk om uit te gaan van een grondvorm *duri-, de voorloper van deur, maar dan dus in een andere betekenis. Die vorm herkennen we meteen in de overgeleverde vorm Duristate. Maar de voortzetting van de klankreeks *-uri- werd hier in de Middeleeuwen ook gespeld als -ore- (lees -öre-) en -uere-. Dat verklaart spellingen als Dorestad en (Wiic bi) Duersteden. Alleen zouden we heden dan wel Wijk bij Deurstede verwachten.

Dat het daar toch -uu- is geworden kan komen door een verkeerde lezing van de spelling Duersteden, na een tijd dat de naam niet meer in spraakgebruik was. En/of men ware beïnvloed door het onverwante woord duur, dat vroeger ‘kostbaar, dierbaar’ betekende. Er is zelfs nog een andere mogelijkheid (zie noot 2), maar dat is wellicht ten overvloede, zoals het water dat deze ooit bloeiende handelshaven uiteindelijk de das hielp omdoen.

Wie meer wil weten over Dorestad kan terecht op de uitstekende webstede Dorestad Onthuld van Luit van der Tuuk. Van zijn hand zal deze herfst ook een boek onder dezelfde naam verschijnen.

Noot 1
Met Schwartz kunnen we voor deur e.d. denken aan een wortel *dhu̯er(h1)- ‘uiteengaan’, aangezien deuren vroeger veelal uit twee helften bestonden die uiteengingen, maar dus ook samengingen. De beste getuige hiervan zij Litouws dvérti ‘uiteengaan’, al is het denkbaar dat dit een latere afleiding van het Litouwse woord voor ‘deur’ is. Verder ligge de wortel ten grondslag aan Oudindisch dhúr- ‘juk’ (een werktuig dat zich over twee ossen strekt) en dhvárati ‘beschadigt’ (vanuit een oudere betekenis als ‘stukmaken’), alsmede Hettitisch duwarnizzi ‘breken, stukgaan; breken, stukmaken’.
Noot 2
Het oude woord voor ‘deur’ had in het Indo-Europees de nominatief *dhu̯ōr. Van de verbogen vorm *dhur- komen Oudgermaans *dura- (Middelnederlands door ‘poort’, Duits Tor) en *duri- (Nederlands deur, Duits Tür). Als die oude nominatief het in het Germaans gered had zou het als een wortelnaamwoord verbogen worden en vandaar gemakkelijk overgaan tot een i-stam. Dat geeft ons *dwōri- en later *dōri- als eerste lid in samenstellingen. Dorestad lag net op de grens waar i-umlaut van streektalig leidde tot uu, getuige bijvoorbeeld bruur ‘broer’ en gruun ‘groen’.
Beeld
Uitsnede van “Dorestad in de 8e eeuw” (1865–1870), door J.H.M.H. Rennefeld, naar een ontwerp van Everhardus Koster. Beschikbaar gesteld door het Rijksmuseum.
Verwijzingen

Berkel, G. van & K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen verklaard (2018)

Delamarre, X., Dictionnaire de la langue gauloise, 2e édition revue et augmentée (Parijs, 2003)

Gysseling, M., Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) (webuitgave)

Matasović, R., Etymological Dictionary of Proto-Celtic (Leiden, 2009)

Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)

Quak, A., “Zum Namen Dorestad” in Namenwelten: Orts- und Personennamen in historischer Sicht (Berlijn, 2004), blz. 252-60

Rix, H. e.a., Lexikon der indogermanischen Verben, 2. Auflage (Wiesbaden, 2001)

Schwartz, M., “Relative chronology in and across formal and semantic hierarchies: The history of *dhwer(E)- ‘go apart’ in Indo-European”, in Rekonstruktion und relative Chronologie: Akten der VIII. Fachtagung der Indogermanischen Gesellschaft, Leiden, 31. August – 4. September 1987, eds. R. Beekes, A. Lubotsky en J. Weitenberg (Innsbruck, 1992), blz. 391–410

Toorians, L., “De Etymologie van Dorestat, Keltisch en Germaans”, in Jaarboek Oud-Utrecht (2005), blz. 41–53

Udolph, J., Namenkundliche Studien zum Germanenproblem (Berlijn, 1994)

Udolph, J., “Nordisches in deutschen Ortsnamen”, in Namenwelten: Orts- und Personennamen in historischer Sicht (Berlijn, 2004), blz. 359-71

Wodtko, D. e.a., Nomina im Indogermanischen Lexikon (Heidelberg, 2008)


Viewing all articles
Browse latest Browse all 378

Trending Articles


Pokemon para colorear


HOY PANGIT, MAGBAYAD KA!


Girasoles para colorear


Gwapo Quotes : Babaero Quotes


OFW quotes : Pinoy Tagalog Quotes


RE: Mutton Pies (frankie241)


Re: lwIP PIC32 port - new title : CycloneTCP a new open source stack for...


Ka longiing longsem kaba skhem bad kaba khlain ka pynlong kein ia ka...


Vimeo 3.42.0 by Vimeo Inc


FORECLOSURE OF REAL ESTATE MORTGAGE