Quantcast
Channel: Taaldacht
Viewing all articles
Browse latest Browse all 374

Boeddha in het Nederlands

$
0
0

De wijsgeer Siddhārtha Gautama werd beroemd onder de benaming buddha, het voltooid deelwoord van Sanskriet bódhati ‘gewaarworden’. Dat werkwoord is een evenknie van ons bieden, zoveel is bekend. Doch in onze streken bestond wellicht ook een evenknie van buddha zelf—als naam.

Boeddha met oe plegen wij in de Lage Landen te schrijven, maar in dit stuk gaat de spelling van het Sanskriet (oftewel het Oudindisch) volgens het IAST, de ambtelijke, wereldwijde overzetting van Brahmische schriften. In verband met de taalkundige overwegingen die hieronder volgen komt dat ook beter uit.

Siddhārtha, naar verluidt geboren te Nepal in de zesde of vijfde eeuw voor Christus, is dé Buddha volgens de levensbeschouwing die op zijn leer gestoeld is, maar geenszins de enige. Een buddha heet iedere “geheel verlichte mens die volmaakte kennis van de waarheid heeft en zo bevrijd is van al het bestaan en alvorens nirvāṇa te bereiken laat zien hoe.” Zo zijn de woorden te vertalen van Monier Monier-Williams, de bekende Engelse hoogleraar Sanskriet.

Heinde en ver
De wijsheid van de Buddha werd in de eeuwen na zijn dood verspreid over grote afstanden naar allerhande volken, van de bewoners der Sunda-eilanden in het zuidoosten tot de blonde Tocharen van het zandige Tarimbekken in het noorden. Ook in China viel zij in goede aarde en werd vooral chán—van Sanskriet dhyāna ‘bezinning’—een invloedrijke school, die zich vandaar in Japan ontwikkelde tot zen. Wellicht niet de denkbeelden zelf, maar beeldjes van de Buddha (of een buddha) hebben vrij vroeg het verre westen bereikt. Een zesde-eeuwse uit Noord-India is in 1954 opgegraven in Helgö bij Stockholm.

Minder wis is de vereenzelviging van twee beeldjes uit Oseberg, Noorwegen, die aan weerszijden van een emmer prijken op een negende-eeuws langschip. Hun twee voornaamste kenmerken, de kleermakerszit en het hakenkruis, lijken op het eerste gezicht te wijzen op een oosterse guru, maar het ene is bijvoorbeeld ook bekend van de ziener op de Keltische ketel van Gundestrup en het andere komt van oudsher voor op werken in de Germaanse wereld en elders in Europa. Te meer, er zijn afbeeldingen in dezelfde stijl doch andere houding gevonden, zoals een staande man in Myklebust, Noorwegen.

osebergbeeldje
Een van de twee messingen beeldjes van het negende-eeuwse Osebergschip

De verlichte
We gaan terug naar het Indo-Europees, de voorloper van zowel het Sanskriet (oftewel het Oudindisch) als het Oudgermaans en vandaar het Nederlands. In die voorouderlijke taal bestond de wortel *bheudh met een betekenis als ‘gewaarworden, bemerken’, maar ook ‘ontwaken’. Diens werkwoordelijke vorm ontwikkelde zich tot Sanskriet bódhati en Oudgermaans *beudaną, vanwaar ons bieden. Daarvan moet de betekenis langs ‘opmerkzaam maken’ o.i.d. verschoven zijn naar de huidige.

Het oorspronkelijke voltooid deelwoord daarvan was *bhudhtós in zijn mannelijke vorm, waarbij de worterklinker tot *u ingeslikt was omdat de klemtoon op het achtervoegsel *-tos lag. In het Sanskriet werd het tot buddháḥ, met de betekenis ‘gewaargeworden’ dan wel ‘ontwaakt’, en bij uitbreiding ‘verlicht’. In woordenboeken e.d. wordt een Sanskriet naamwoord doorgaans zonder naamvalsuitgang geschreven, in dit geval buddha-, en in algemeen westers gebruik wordt ook het streepje weggelaten.

Veranderingen
Nu had Oudgermaans *beudaną als voltooid deelwoord *budanaz (getuige o.a. Nederlands geboden). Het gebruik van het achtervoegsel *-anaz voor een dergelijke afleiding is betrekkelijk laat ontstaan als gevolg van een onbewuste hervorming in het Germaans. In het Indo-Europees was het immers nog *-tos, zoals in *bhudhtós. De vraag is dus: wat zou de Germaanse voortzetting van dat oorspronkelijke voltooid deelwoord *bhudhtós geweest zijn?

De gangbare opvatting is dat de medeklinker reeks *-dht- zich in de aanloop naar het Germaans zou hebben ontwikkeld tot *-tst- en daarna *-ss-. Een blijk hiervan is hoe bij de wortel *uedh ‘verbinden’ de afleiding *uedhtis zich ontwikkelde tot Oudgermaans *wessiz en vandaar Gotisch (ga)wiss ‘gewricht’. Voor de wedijverende gedachte dat *-dht- tot Oudgermaans *-zd- geleid zou hebben zijn de aanwijzingen minder sterk (zie noot).

Een naam in deze streken
Zo beschouwd zou *bhudhtós zijn voortzetting hebben in een Oudgermaans *bussaz, gebeurlijk met een ietwat verschoven betekenis zoals ‘opmerkzaam’. Is dat woord overgeleverd? Wel, een zwak verbogen vorm *bussō is vormelijk te vereenzelvigen met de jongensnaam *Bussō, die is overgeleverd als onder meer Oudhoogduits Bosse, Busso, Posso, Nederlands Bosse, Busse en Fries Bosse. Die hebben in elk geval niets te maken met bos ‘woud’.

Aan de andere kant, de naam kan evengoed zo niet eerder beantwoorden aan Noors buss ‘stomp uiteinde’, Zweeds buss ‘prop’ en boss ‘strohalm’ en IJslands bossi ‘kont’. (Onduidelijk is of Deens bos ‘jonge vent’ en Drents bos ‘jonge, ongehuwde man’ hierbij horen, daar het vormen van borst zouden kunnen zijn, als in brave borst.) Het ware dan, goed voorstelbaar, oorspronkelijk een wat grappende doch liefkozende benaming voor een boreling of kindje—de kleine hummel, dikkig aan het begin van de groei.

Tot slot
De Buddha had naar verluidt een knot op zijn hoofd en een andere, latere buddha wordt vanouds afgebeeld als een zwaarlijvige man, rond in zijn gemak. De genoemde Germaanse naam, of die nu net als buddháḥ teruggaat op het oude *bhudhtós ‘gewaargewordene; ontwaakte’ of anders dat ene woord voor ‘prop’ e.d., betaamt deze wijsgeer. Hij is de Bosse, of de Bos.

Verbeteringen (18 oktober)
In een eerdere uitvoering van dit stuk stond zonder meer dat Siddhārtha in Nepal geboren was. Deze gangbare opvatting is onder meer gegrond op een uitdrukkelijke inschrift in Lumbini, Nepal, maar wordt al enige tijd bestreden. Voorts werd gezegd dat dé Buddha in latere tijden als dik is uitgebeeld. Dit is echter een van de andere, latere buddha’s in China. Met dank aan lezer Hrodberht voor zijn aanmerkingen.
Noot
De gedachte dat Indo-Europees *-dht- klankwettig Oudgermaans *-zd- werd, volgens de wet van Bartholomae, berust vooral op de veronderstelling dat een *kudhto- bij de wortel *keudh ‘verbergen’ ten grondslag ligt aan *huzda- ‘schat, vergaring, voorraad’. Dat woord is echter ook anders te duiden en er zijn ook goede tegenvoorbeelden dat *-dht- juist tot *-ss- werd, waaronder *uedhti- > *wessi- (Gotisch gawiss ‘gewricht’) en *Hreh1dh-tueh2 > *rēswō (Oudengels rǽs ‘beraad’, verbogen rǽsw-).
Beelden
Buddha in Thiksey door Sankalp Sharma (bewerkt). Enige rechten voorbehouden.
Beeldje van Oseberg door Palickap (bewerkt). Enige rechten voorbehouden.
Verwijzingen

Bennett, W.H., “The Germanic Evidence for Bartholomae’s Law”, in Language 42, 4 (1966), blz. 733–7

Förstemann, E., Altdeutsches Namenbuch (Bonn, 1900)

Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)

Mayrhofer, M., Etymologisches Wörterbuch des Altindoarischen, I-III (Heidelberg, 1992-2001)

Monier-Williams, M., E. Leumann & C. Cappeller, A Sanskrit-English Dictionary (Oxford, 1963)

Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)

Rix, H. e.a., Lexikon der indogermanischen Verben, 2. Auflage (Wiesbaden, 2001)

Schaar, J. van der (bewerkt door D. Gerritzen), Prisma Voornamen (Utrecht, 2002)

Searle, W.G., Onomasticon Anglo-Saxonicum (Cambridge, 1897)

Winkler, J., Friesche Naamlijst (Leeuwarden, 1898)


Viewing all articles
Browse latest Browse all 374