Quantcast
Channel: Taaldacht
Viewing all articles
Browse latest Browse all 373

Fledimella

$
0
0

Voor Salvia Fledimella –
Sextus Salvius (haar) meester
ter nagedachtenis

Zo staat gekorven in een van de oudste grafstenen van Nederland, opgericht in het begin van de eerste eeuw na Christus, gevonden in de Houtense Vlakte. Het is een bijzonder inschrift, niet enkel omdat het met Fledimella een van de vroegst overgeleverde Nederlandse namen bevat, maar ook vanwege het verhaal dat erachter schuilt.

De steen vertelt ons dat ene Sextus Salvius meester was van een meisje of vrouw genaamd Fledimella, dat hij haar heeft vrijgelaten (uit slavernij) en in zijn familie Salvius heeft opgenomen, in huwelijk of anderszins, en dat zij veel voor hem moet hebben betekend: niet alleen richtte hij een grafsteen voor haar op, hij liet deze zorgvuldig kerven en tooien met bloem en blad. Het zal hem enige duiten hebben gekost.

Het is onduidelijk of Sextus Salvius een Romein was of een plaatselijke Germaan die zich een Romeinse naam had aangemeten, zoals wel vaker voorkwam. In het laatste geval zou hij een der Batavi zijn geweest, een Germaanse stam die langs de Rijn woonde en onder het gezag van de Romeinen stond. Veel Batavi dienden als ruiters in het Romeinse leger en hadden een uitzonderlijk hoog aanzien als krijgers.

Fledimella was getuige haar naam zonder twijfel een Germaanse. Ware Sextus een der Batavi, dan ware zij van een andere stam, gevangen genomen na een slag. Ware hij een Romein, een buitenlander, dan ware zij waarschijnlijk zelf een der Batavi, geknecht geraakt door de schatplicht aan de Romeinen. Doch hoe het ook zij, ze vond haar vrijheid (terug) en werd met liefde herinnerd.

Zoals bijna altijd gebeurde met Germaanse namen in Romeinse inschriften, heeft de naam Fledimella een Latijnse uitgang – de Oudgermaanse vorm moet *Flēdimellō zijn geweest. Maar wat betekende deze naam? Het eerste lid, *flēdi-, biedt geen hinder; het betekende ‘schoonheid’ en kwam wel vaker voor in Germaanse namen, van Oudfrankisch Audoflēda (5e eeuw) tot Oudhoogduits Flātberta (8e eeuw) tot Oudengels Æþelflǽd (9e eeuw).

De betekenis en herkomst van het andere woord in haar naam, *mellō, is echter niet helemaal wis. Volgens de vooraanstaande Oostenrijkse woordkundige Rudolf Much ging het terug op een bijvoeglijk naamwoord *melluz ‘glanzend’, vanwaar ook streektalig Zweeds mjäll ‘mooi, wit, glanzend; los (van sneeuw); zachtaardig’ en streektalig Noors mjell ‘gezond; los (van sneeuw)’. Zelfstandig gebruik van dit bijvoeglijk naamwoord vinden we bovendien in Oudnoords mjöll ‘nieuwe, fijne sneeuw’ (tevens in de samenstelling mjallahvítr ‘wit als fijne sneeuw; sneeuwwit’, gezegd van vrouwen). Vermoedelijk gaat dit *melluz terug op ouder *melnuz ‘fijn’ en is het een afleiding van de wortel van malen ‘fijn maken’.

De naam Fledimella/*Flēdimellō (> hedendaags Nederlands *Flademelle) betekent dan ‘van schoonheid glanzende’. En dat is een betamelijke naam voor een vrouw die iemand zeer dierbaar was.

Anders
Minder waarschijnlijk, maar vormelijk mogelijk is dat *melluz ‘glanzend’ afkomstig is van Proto-Indo-Europees *mel-n-, vanwaar ook Lets męlns ‘zwart’, Grieks mélās ‘zwart’, Sanskriet maliná- ‘vuil, zwart’, Wels melyn ‘geel’, Oudpruissisch melne ‘blauwe vlek’, Litouws mélas ‘donkerblauw’, mélynas ‘blauw’. Vergelijk voor het verschil in betekenis hoe bruin vroeger ook ‘glanzend’ betekende; men denke aan de begeerde vacht van gejaagd wild die zowel bruin als glanzend was.
Verwijzingen
Cleasby, R. & G. Vigfússon, An Icelandic-English Dictionary (Oxford, 1874)
Förstemann, E., Altdeutsches namenbuch (Bonn, 1900)
Hellquist, E., Svensk etymologisk ordbok (Lund, 1922)
Mallory, J.P. & D.Q. Adams, The Oxford Introduction to Proto-Indo-European and the Proto-Indo-European World (Oxford, 2006)
Much, R., “Dea Harimella”, in Zeitschrift für deutsches Altertum und deutsche Literatur (ZfdA), 36 (1892), blz. 44–47
Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)
Tacitus, P.C., Germania, vertaald en besproken door J.B. Rives (Oxford, 2002)
Wagner, R., “Fledimella*, Harimella* und Baudihillia*”, in Historische Sprachforschung / Historical Linguistics, 115 (2002), blz. 93-98


Viewing all articles
Browse latest Browse all 373