Quantcast
Channel: Taaldacht
Viewing all articles
Browse latest Browse all 373

Fenrir

$
0
0

Also available in English.

viðarrfenrir
De wilde wolf is terug in Nederland en dat mag gevierd worden. Niet dat hij geen gevaar vormt, met name voor ons wollevee, maar de wolf is zo met ons erfgoed verbonden dat er nu een oud evenwicht lijkt te worden hersteld. Onze Germaanse voorouders vergeleken zich graag met deze grauwe dieren, getuige de vele namen met wolf erin die vanouds gegeven werden, maar beschouwden hen tevens als geduchte vijanden. Het is dan ook de grote boze wolf die zijn tanden laat zinken in onschuldig volk in sprookjes als Roodkapje en De wolf en de zeven geitjes.

Eindstrijd
Maar de grootste, booste wolf is nog altijd te vinden in de Oudnoordse overlevering. Fenrir, zoon van Loki, is zo gevreesd door de goden dat ze besluiten hem vast te binden. Maar bij de ondergang van de wereld weet hij zich uiteindelijk los te rukken en trekt hij samen met Surtr en Múspells zonen ten strijde tegen de goden. Hij is het die Óðinn bevecht en uiteindelijk verslindt. Óðins zoon Viðarr kan hem echter verslaan door een voet op zijn onderkaak en een hand tegen zijn bovenkaak te zetten en zo de bek van het beest uit elkaar te scheuren. Dit is uitgebeeld op onder meer de Gosforth Cross in Cumbria, Engeland, dat in de 11e eeuw na Christus door Scandinavische bewoners is opgericht (zie afbeelding).

Tegenwoordig wordt veelal aangenomen dat Fenrir oorspronkelijk een en dezelfde is als Garmr, die overigens elders een ‘hond’ is geheten. In het Oudijslandse gedicht de Vǫluspá (‘voorspelling van de zienster’), een van de belangrijkste geschreven bronnen voor ons begrip van het oude heidendom, wordt deze genoemd in verband met de eindstrijd (vertaling De Vries):

Garmr huilt grimmig
voor Gnipahellir,
de strik zal scheuren
en springen de wolf.

Eerder in de Vǫluspá wordt verteld hoe een ‘oude vrouw’ het gebroed van Fenrir opvoedde in Járnviðr (‘IJzerwoud’) en dat één van hen de maan (of de zon) zal verslinden. In een andere bron wordt dit gedaan door een wolf Mánagarmr. Doch in dezelfde bron zijn Hati en Skǫll de namen van de wolven die ieder etmaal de zon en de maan najagen en hen in de eindstrijd zullen verslinden. De overlevering is dus enigszins verwarrend, maar kennelijk ging het oorspronkelijk om één monsterlijke wolf in het bijzonder, bekend als zowel Fenrir als Garmr, die een roedel aanvoerde in de strijd tegen de goden.

Garmr
Deze naam zou wel eens de oudere van de twee kunnen zijn, aangezien hij in vele kenningen voorkomt. Als woord leeft het nog voort als IJslands garmur ‘armzalig mens’ (maar ook ‘flard’) en Faeröers garmur ‘hond’. Het is moeilijk los te zien van (streektalig) Noors garma ‘brullen’, Zweeds gorma ‘schreeuwen’ en Oudengels gyrman ‘brullen, schreeuwen’. Anderzijds is het niet uit te sluiten dat de naam is afgeleid van de Oudgermaanse wortel *ger-, waarvan anderszins o.a. Nederlands begeren, gaarne en graag. Wolven staan in de oude overlevering vaak als gretig bekend. Vergelijk hoe Óðins wolven Geri en Freki heten. Hoe het ook zij, juist die meerduidigheid van Garmr maakt hem een betamelijke naam voor een wolf (of hond).

Fenrir
Nu eindigde menig dichterlijke, mythologische benaming in de Oudnoordse letterkunde op -ir of -nir. Deze achtervoegsels hadden zich ontwikkeld uit vroegere, Oudgermaanse achtervoegsels en werden tot ver in de Middeleeuwen door IJslandse dichters gebruikt. Sommige van zulke namen zullen daarom oeroud zijn geweest, sommige niet veel ouder dan hun eerste verschijning op schrift. Bekende voorbeelden zijn Ymir (de oerreus), Kvasir (een zeer wijs man), Fafnir (een draak), Mjǫllnir (Þórs hamer) en Sleipnir (Óðins achtbenige ros). Fenrir past dus geheel in deze dichterlijke stijl.

Fenrir wordt dan vaak gezien als een afleiding van Oudnoords fen ‘veen’, zodat hij ‘veen-bewoner’ zou betekenen, maar dit verklaart de eerste -r- niet. Aangezien er verder geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van een achtervoegsel -rir, is Fenrir hoogstwaarschijnlijk afgeleid van een anderszins niet overgeleverd woord fenr. Dit zou, langs Oudgermaans *fenaz (2e naamval *fenizaz), heel goed de voortzetting kunnen zijn van Proto-Indo-Europees *penos (2e naamval *penesos), een woord dat is overgeleverd als Latijn penus (2e naamval penoris) en ‘voedsel’ betekende. Verwant is Litouws penù ‘voeden, voederen’.

Dan zou fenr ook ‘voedsel, voer’ betekenen en Fenrir ‘hij die zich voedt, eter’, een naam die een alverslindende monsterwolf betaamt. Men merke bovendien op dat Fenrir eigenlijk een reus in wolfgedaante is, en dat reuzen in het Oudnoords ook wel jǫtnar heten. Dat is net als Oudengels eotenas de voortzetting van Oudgermaans *etunōz (mv.), welk hoogstwaarschijnlijk een afleiding is van de wortel *et- ‘eten’.

Besluit
Verhalen over het beruchte ondier genaamd Fenrir dan wel Garmr zullen reeds in de Oudgermaanse tijd hebben bestaan, maar het is onwis of ze ook onder de Germanen buiten Scandinavië werden verteld. Het lijkt wel aannemelijk, want hij was volgens de Oudnoordse overlevering een van de belangrijkste spelers in het verhaal van de wereldondergang, een vertelling waarvan we weten dat die in enige vorm in heel de Germaanse wereld bekend was.

Verwijzingen

Ebenbauer, A., “Altisländisch -ir und -nir”, in Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur (PBB), 95. Bd. (1973), pp. 170–218

Simek, R., Lexikon der germanischen Mythologie, 3. Auflage (Stuttgart, 2006)

Vaan, M. de, Etymological Dictionary of Latin and the other Italic Languages (Leiden, 2008)

Vermeyden, P. & A. Quak, Van Ægir tot Ymir (Nijmegen, 2000)

Vries, J. de, Altnordisches etymologisches Wörterbuch, 3. Auflage (Leiden, 1977)

Vries, J. de, Edda: Goden- en heldenliederen uit de Germaanse oudheid, 10e druk (Deventer, 1999)



Viewing all articles
Browse latest Browse all 373