Quantcast
Channel: Taaldacht
Viewing all articles
Browse latest Browse all 374

Dageraad

$
0
0

dageraad

Ochtends aanvang, wanneer de zon nog achter de kim is verborgen doch haar stralen de lucht al verlichten, noemen wij dageraad. De klank en ondoorgrondelijkheid van het woord maken dat het oud en verheven aandoet, en dat betaamt het zo oerige verschijnsel waar het naar verwijst. De meeste mensen zullen al aanvoelen dat het geen samenstelling is met raad ‘aanbeveling’. Maar wat is het dan wel? Tijd om ons licht te laten schijnen over dit zonderlinge woord.

Eerst een blik op de oudere en zustertalige vormen: betuigd zijn tevens Middelnederlands dageraet, Middelnederduits dagerāt, dagerēt, dagerōt, Oudhoogduits tagarōd en Oudengels dægréd, dægrǽd. (De tekens boven de klinkers geven aan dat dier uitspraak lang is.) Het ligt voor de hand dat al deze woorden op één Oudgermaanse of Westgermaanse voorloper teruggaan, maar diens vorm is moeilijk vast te stellen omdat de verschillende betuigde vormen niet allemaal in dezelfde richting wijzen. Met andere woorden: sommige vormen zijn verbasteringen.

Nu is een verbastering doorgaans ofwel een vereenvoudiging van uitspraak ofwel een zogenaamde volksetymologie, dat wil zeggen een vervorming van een ondoorzichtig woord om deze begrijpelijker te maken. Een bekend voorbeeld is hoe het leenwoord hamaca in het Nederlands werd vervormd tot hangmat.

De vormen met -ō- (te weten Middelnederduits dagerōt en Oudhoogduits tagarōd) zijn gemakkelijk te begrijpen als ‘dage-rood’ –het zwerk is bij dageraad immers vaak roodkleurig– of als een afleiding met het bekende Germaanse achtervoegsel *-ōþu-. Maar waarom heeft het Nederlands dan niet dagerood maar dageraad? Aangezien rood in het Nederlands al die tijd in gebruik is gebleven, zou een samenstelling ermee doorzichtig en begrijpelijk zijn gebleven en zouden we dus niet zo snel een verbastering verwachten richting raad. Daarom is het waarschijnlijker dat juist dageraad e.d. de oorspronkelijke vormen zijn, en de vormen met -ō- latere vervormingen door gedachte aan de kleurnaam of het genoemde achtervoegsel.

Als we dan van de andere vormen uitgaan: net zoals Nederlands daad, Middelnederduits dāt, dēt en Oudengels déd, dǽd teruggaan op Oudgermaans *dēdiz, lijken Nederlands -raad, Middelnederduits -rāt, -rēt en Oudengels -réd, -rǽd in dezen terug te gaan op Oudgermaans *rēdiz. Maar wat zou dit *rēdiz dan kunnen zijn? Wel, het past in vorm en betekenis uitstekend bij de Proto-Indo-Europese wortel *h2redh- ‘tevoorschijn komen, voortkomen’, die we kennen van onder meer Lets radu, radît ‘baren, tevoorschijn halen’, Oudkerkslavisch roždǫ, roditi ‘baren’ (wederkerig ‘geboren worden’), Albanees rrjedh ‘stromen, wellen’ en de Griekse bronnaam Ἀρέϑουσα (Aréthousa) ‘voortwellende’.

Dat zou betekenen dat de dageraad letterlijk de verschijning –dan wel voortwelling of geboorte– van de dag is. Gesteld dat deze duiding klopt, draagt het doorgronden van dit woord bij aan diens kracht of had het beter raadselachtig kunnen blijven?

Beeld

Genomen door Jan Ubels. Enige rechten voorbehouden.

Verwijzingen

Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)

Rix, H. e.a., Lexikon der indogermanischen Verben, 2. Auflage, + addenda & corrigenda (Wiesbaden, 2001)

Vries, J. de, Nederlands etymologisch woordenboek (Leiden, 1971)



Viewing all articles
Browse latest Browse all 374