Een daam is iedere hoedanigheid die de wereld voor een ervarende mens kan aannemen door een samenspel van beelden, klanken, geuren, smaken, gevoel, kennis, overtuigingen, herinneringen, verwachtingen, voorkeuren en gezelschap. Hij kan van tijd tot tijd en van ziel tot ziel verschillen en is vergelijkbaar met een sfeer of stemming, maar wordt des te inniger ervaren. Hoewel een daam niet hetzelfde is als een cultuur is hij wel cultuurgebonden, in de zin dat het ervaren van een beduidend andere cultuur vanzelf leidt tot het ervaren van een of meer andere damen.
Met name schilderijen, boeken, films, muziek, opsmuk, bouwstijlen, landschappen en dromen kunnen sterke damen opwekken en bewaren, maar uiteindelijk kan iedere uiting of indruk er een ontgrendelen. En voor wien de wereld dan van daam verandert –oftewel verdaamt– kan het gevoel ontstaan van de ene in de andere wereld te stappen, zoals deze opeens geheel anders wordt ervaren.
Waar te weinig uitingen en indrukken zijn of waar juist een te bonte, weinig samenhangende verzameling van uitingen en indrukken heerst kan de ervaarder geen goede daam bereiken en zal de wereld wandamig of daamloos aanvoelen en daarmee leeg en dof. En wie niet meer in staat is die ene geliefde daam te bereiken kan een sterk gevoel van mishagen, vervreemding en verlangen krijgen en daarmee daamzucht hebben. Erger is ten slotte wanneer iemand glimpen van de volmaakte daam opvangt, maar deze nog nooit in zijn geheel heeft bereikt of zal bereiken in dit leven. Deze bijzondere vorm van daamzucht heet ook wel hijmer.
De oorsprong van het woord daam is tweeledig. Aan de ene kant is het op te vatten als de evenknie van Noors dåm, dat zowel naar ‘smaak’ en ‘geur’ als ‘uiterlijk’ en ‘sfeer’ kan verwijzen. Dit woord gaat terug op Oudnoords dámr, dat enkel in de betekenis ‘smaak’ is opgeschreven en verder van onduidelijke herkomst is. Anderzijds is het te verbinden met danig (zoals in hoedanig, zodanig en zodanig) en net als dat afgeleid van de wortel van doen, gedaan, daad en doem.
